10, 20, 27, 36, 40, 41
Op 8 september las ik een column voor als inleiding bij het Stadsgesprek van het Architectuurcentrum Eindhoven. Deze avond was een vervolg op een eerder stadsgesprek waar ik een blog over schreef.
10, 20, 27, 36, 40, 41
Ik was 10 en ik woonde in Spakenburg. Het dorp van zwarte kousen, van vis, van de rooie en de blauwe voetbalclub, van zondagsrust, van klederdracht.
Ons huis was een typisch jaren 70 huis, en wij waren de eerste bewoners. Aan de overkant van de straat was een oude boerderij die samen met het kleine stukje grond nog een aparte status had aan de rand van bloemkoolwijk. En of die status nu kwam dankzij of ondanks de voddenboer die er woonde, ik zou het nog steeds niet weten. Naast het stukje grond van de voddenboer was in elk geval een nieuw bibliotheekgebouw met een stukje braakliggend terrein. Op het terrein lagen nog twee grote rioolbuizen, wat oude omgevallen bomen en een stapel klinkers.
Het terrein is meer dan 20 jaar ongeveer in die staat gebleven. Behalve dat er een paar keer parkeerplaatsen zijn aangelegd en weer weggehaald was er geen werkelijke verandering in het stukje niksig-land.
Ik was 10 en had geen idee waarom dit stukje grond zo was als het was. Ik was er niet mee bezig. En als ik er wel iets mee had gewild, dan had ik geen idee gehad hoe dat aan te pakken. Had ik zwarte kousjes aan moeten trekken en bij het gemeentehuis aan de balie een vraag moeten stellen voor een beetje gras en wat goaltjes? Nee, ik trapte gewoon een balletje in het zand, met twee rioolbuizen als doel.
Ik was 20 en was inmiddels in Eindhoven komen studeren. De stad van licht, van techniek, van autisten, van design (dat toen nog gewoon vormgeving heette), en natuurlijk ook van die echte voetbalclub.
Ik woonde in een studentenhuis hier in de stad. Een typisch rijtjeshuis in het centrum van de stad. Dicht op elkaar. Net iets te dicht eigenlijk. Maar wel gezellig, zeker op donderdagnacht en vrijdagnacht én zaterdagnacht. Bij ons in de buurt speelde de vraag of er niet te veel studentenhuizen waren. Het buurtcomité wilde minder huizen. Wij waren van die studenten die wél meededen aan buurtactiviteiten zoals het jaarlijkse straatvoetbaltoernooi, Wij vonden het maar raar dat de buurt zo tegen studentenhuizen was.
Toevallig was ik actief bij de studentenvakbond, de organisatie die met de gemeente hierover moest overleggen of juist actievoeren. En waarom sprak de gemeente met de studenten, en waarom sprak de gemeente met de buurtcomités, maar waarom organiseerde de gemeente niet het gesprek tussen de buurtcomités en de studenten?
Ik was 27 en kwam als nieuwbakken gemeenteraadslid plotseling aan de andere kant van de tafel te zitten. Niet dat je dat dan zo bewust doet, aan die andere kant gaan zitten. Maar mensen zetten je daar neer, en dan ga je je ook zo gedragen, hoe graag je dat ook wilt vermijden.
Tijdens een informatiebijeenkomst door gemeente en Prorail werd uitleg gegeven aan een drietal buurten over de spoorverbreding die er aan zat te komen. Opkomst: twee projectambtenaren, twee medewerkers Prorail, 1 medewerker communicatie van de gemeente, 2 politici, waaronder ik. En 1 burger. Een burger die het eigenlijk liever over de parkeeroverlast van het voetbalstadion wilde hebben dan over de spoorverbreding.
Ik was 36 en woonde in een voormalig nonnenklooster in het zuiden van de stad. Het nonnenklooster stond naast een oude pastoriewoning, een kerk, en een tweetal scholen en een voormalig buurthuis dat als een geheel gebouwd was volgens de katholieke traditie. Krachtige architectuur en een prachtig groen binnenterrein gaven de volksbuurten die eromheen lagen herkenbaarheid en kwaliteit mee.
Ik kwam er achter dat de gemeente van plan was ruimte te geven aan plannen van een ontwikkelaar die liefst vrijwel het totale daar aanwezige religieus erfgoed wilde slopen, om ruimte te geven voor woningbouw en een nieuwe school. De doelen waren niet slecht, maar de noodzaak tot sloop ontbrak.
Vanuit inhoud schreef ik in de formele bezwaarperiode een pagina-lang betoog waarom dit ensemble typisch Eindhovens erfgoed was, en dat de programmatische plannen van de ontwikkelaar ook prima met behoud van bestaande bebouwing kon worden gerealiseerd.
De gemeente besloot anders. De planvorming bleek al enorm ver, en de gemeente zat al zo lang met de ontwikkelaar hierover om tafel dat het te laat was om hier nu mee te komen. Wanneer ik dan had moeten weten van deze plannen werd me niet duidelijk. Daarbij was de nieuwbouw voor de school noodzakelijk, want de huidige school was te klein. Inmiddels zijn we een hypotheekcrisis verder en is de huidige school opgeheven bij gebrek aan leerlingen. Er is geen enkele nieuwe woning gebouwd. En geen nieuwe school. Het enige onderdeel dat is doorgegaan is de sloop van alle bebouwing. Het braakliggend terrein is zelfs te slecht om een balletje op te trappen…
Ik was 40 en las alle verkiezingsprogramma’s van de lokale politieke partijen.
De verkiezingsprogramma’s leken heel veel op elkaar, tenminste op het gebied van ruimte en wonen. Dat is prettig bij het vormen van coalities, maar lastig voor de burger om te kunnen kiezen voor dit onderwerp. In maart, bij het vorige stadsgesprek van het architectuurcentrum bleek dat op veel majeure onderdelen in de stad die gaan over – of effect hebben op – de ruimtelijke kwaliteit van de stad niet zozeer de INHOUD de bottleneck was, maar juist de DIALOOG. De dialoog tussen de professionals en gemeente. Tussen ambtenaren en politici. Tussen bewoners en ontwikkelende of beherende partijen. En natuurlijk dan ook weer tussen al die partijen samen.
De propvolle zaal gaf toen mee dat we juist over die dialoog verder willen praten. Dat we oplossingen willen zien in de samenwerking. En dat we hoopten dat de politiek dit verder op zou pakken.
Dus ik was 41 en ging zoeken in het coalitieakkoord.
In eerste instantie was ik teleurgesteld. Voelde me weer dat jongetje van 10 dat niet snapte hoe het werkte. Want bij de hoofdstukken over Wonen, over het stadshart en over buurten worden vond ik geen koersbepalende oplossingen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in stad. Daar stond in wat ik in de verkiezingsprogramma’s had zien staan. Daar stond in waar iedereen het over eens was. En daar stond in wat we eigenlijk al deden. Maar daar stond niks over de dialoog die we in het vorige stadsgesprek bespraken.
Maar toen ik het stuk nóg een keer las, en gewoon weer van voren af aan begon met lezen, toen zag ik dat het wel degelijk benoemd was. Zelfs al in hoofdstuk 1, het hoofdstuk met de titel Grenzeloos Ambitieus.
Ik citeer:
“Een nieuwe verschuiving is gaande: van de verzorgingsstaat waarin bewoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven participeren in publieke verbanden, naar een maatschappij waarin de overheid juist participeert in hun netwerken.”(…)
“We organiseren daarom een herbezinning op een eigentijdse rolverdeling tussen overheid, inwoners, instellingen en markt.” (…)
“Het gaat om wendbaarheid, veerkracht, reactiesnelheid, proactief handelen en vernieuwingstalent om kansen te verzilveren en alle inwoners hiervan mee te laten profiteren. Het is de kunst om onszelf (steeds) opnieuw uit te vinden.”
Tja…
In het voetbal zouden ze gewoon iets zeggen over een 4-3-3-systeem naar een 5-4-1-systeem en dan doet iedereen of ie dat begrijpt. Maar dan heb je uiteindelijk maar 11 spelers en een handvol invallers.
Hoe we dat in het geval van de gemeentelijke ruimtelijke agenda gaan doen? Ik ben bijzonder benieuwd. Het is een gigantische opgave waarbij iedereen een nieuwe rol krijgt. Instellingen, ambtenaren, burgers, ondernemers, bezoekers, studenten en politici zullen daarin nieuwe capaciteiten moeten aanboren. In een spel waarbij de spelregels deels nog gemaakt gaan worden.
Hoe speel je de bal naar elkaar over? Hoe groot is het speelveld? Wie doen er allemaal mee? Wie bepaalt eigenlijk met welke bal we spelen? Hebben we een scheidsrechter of zijn we dat zelf?
Maar het is geen spel, waarbij het niet uitmaakt of je wint of verliest. De belangen zijn groot. En ik voel me ook aangesproken.. Ik wil meedenken over mijn rol, als burger en als professional. Ik wil mijn netwerk inzetten zodat de gemeente daarin kan participeren En ook ik wil mezelf steeds opnieuw uitvinden om verder te komen.
Vanavond maken we daar weer een klein stapje van mee.
Ik ben benieuwd naar het gesprek. Vanavond geen tackles en duels. Vandaag geven we elkaar goeie passes, voorzetten, en kijken we of we een paar ballen in kunnen koppen.