Space-S wint Award!!!!

Space-S wint Award!!!!

Een eerste prijs voor Space-S! En niet zomaar één: Woonbedrijf heeft met Space-S de Vanenburg Corporatie Award 2014 gewonnen. Dat werd bekendgemaakt tijdens het jaarlijkse eindejaarsdiner voor corporaties,
Space-S kreeg de prijs vanwege de ‘prestaties in het klantgestuurd werken in de corporatiesector. Want bij Space-S, zo beaamde ook de jury, zitten toekomstige huurders zoveel mogelijk achter het stuur. Of, zoals juryvoorzitter Marcel Veenswijk het zei:
“In dit project is het principe ultiem doorgevoerd om van ‘buiten naar binnen’ te denken en te doen”.

En we zijn trots, natuurlijk. Het hele team dat keihard gewerkt heeft om de visie op klantgestuurd werken naar een concreet project te vertalen. Alle bewoners die mede-opdrachtgever zijn en zich inzetten voor hun toekomstige buurt en woning. De diverse adviseurs op de achtergrond. En niet in de laatste plaats ikzelf, als eindverantwoordelijke voor de voortgang van het project.

Trots op de avond van de uitreiking: van buiten naar binnen. Want de bewoners van Space-S deden zélf het verhaal op die slotavond, waar ze samen met twee andere overgebleven nominaties mochten pitchen.
Hun eigen pitch, hun eigen verhaal. Geen directeur aan het woord. Niet ingestudeerd en ingefluisterd door mij, zoals sommige aanwezigen in de zaal dachten. Niet aan elkaar gepraat door mij of een Woonbedrijf-medewerker.
De presentatie, exact binnen de zeven minuten, stond als een huis. Uiteraard, want in al die bewoners zit zoveel kwaliteit en kennis en passie voor wonen. Behalve chauffeuren heb ik niets hoeven doen.

Trots op de rol van de bewoners in het ‘dagelijkse’ werk. Van buiten naar binnen, het zogenaamde klantgestuurd werken zit in de haarvaten van Space-S. Zelfs voor het contract met de aannemer heb ik de jurist laten puzzelen op een formulering die duidelijk maakt wat de positie van de bewoner in het bouwproject is. ‘Informeel mede-opdrachtgever’ is de officiële omschrijving geworden. Ogenschijnlijk een klein detail, maar een grote stap in het serieus nemen van de eindgebruiker in de bouw. Niet per se een sector waar de innovatie van af spat.

En trots, gewoon als mens. Vanwege de totale vanzelfsprekendheid waarmee bewoners aan een zaal vol corporatiedirecteuren meldden dat ze totaal serieus genomen worden, Wanneer ze vertellen dat er écht geluisterd wordt. En dat meedoen aan Space-S voelt als een warm bad.
Dan ben ik gewoon ook als mens wel behoorlijk trots. Want zo voelt het werken met de Space-S-bewoners andersom ook.

Ik wil weer eens aan het werk

Ik wil wel weer eens aan het werk

Tjonge wat is het druk. Volle dagen, veel reistijd. Werk. Werk. Werk. Maar toch heb ik het gevoel dat ik nergens aan toe kom.

In een periode van drie weken mag ik zeven presentaties geven, over verschillende projecten. (Gelukkig doen mijn longen het (weer) goed ;)). En daarnaast zijn er nog twee openingen van projecten waar ik op een of andere manier bij betrokken was.
Fantastisch hoor, al die resultaten en al die aandacht. Maar terwijl ik dit schrijf knort mijn maag met de vraag of ik niet beter ergens een broodje had kunnen regelen voor de terugweg vanuit Putten. Hier mocht ik een aantal presentaties houden en heb ik namens Space-S een van de drie nominatie in ontvangst genomen van de Vanenburg Corporatie Award.

Daarmee de aftrap van een mooie serie: Volgende week geef ik een presentatie van de toekomstvisie op Strijp T tijdens de Brabant Biënnale, zit ik het Marja van der Werfdebat over jongerenhuisvesting voor, en ontvang ik een internationale delegatie die meer wil weten over Space-S.
Om vervolgens een week in te gaan met het leiden van een publieksbijeenkomst over landelijk Brabant, twee presentaties van Space-S tijdens de Dutch Design Week, en de opening van een kunstwerk Keizersrande in Deventer.

Gelukkig is het daarna even rustiger. En kan ik gewoon weer wat produceren. Zoals het projectplan voor een bijzondere kans in Mogadishu. Of het schetsontwerp Sint Oedenrode. Want een presentatie in Antwerpen over duurzame gebiedsontwikkeling van bedrijventerreinen is pas half november. Maar oh nee… eerst nog op 1 november een muzikaal optreden van zelfgeschreven songs, met band. De teksten moet ik nog leren!

Jongens….het is zo druk! Ik wil wel weer eens gewoon aan het werk! Maar eerst even overstappen in Utrecht. Fijn, dan kan ik snel nog even een broodje scoren.

10,20,27,36,40,41

10, 20, 27, 36, 40, 41

Op 8 september las ik een column voor als inleiding bij het Stadsgesprek van het Architectuurcentrum Eindhoven. Deze avond was een vervolg op een eerder stadsgesprek waar ik een blog over schreef.

 

10, 20, 27, 36, 40, 41

Ik was 10 en ik woonde in Spakenburg. Het dorp van zwarte kousen, van vis, van de rooie en de blauwe voetbalclub, van zondagsrust, van klederdracht.
Ons huis was een typisch jaren 70 huis, en wij waren de eerste bewoners. Aan de overkant van de straat was een oude boerderij die samen met het kleine stukje grond nog een aparte status had aan de rand van bloemkoolwijk. En of die status nu kwam dankzij of ondanks de voddenboer die er woonde, ik zou het nog steeds niet weten. Naast het stukje grond van de voddenboer was in elk geval een nieuw bibliotheekgebouw met een stukje braakliggend terrein. Op het terrein lagen nog twee grote rioolbuizen, wat oude omgevallen bomen en een stapel klinkers.
Het terrein is meer dan 20 jaar ongeveer in die staat gebleven. Behalve dat er een paar keer parkeerplaatsen zijn aangelegd en weer weggehaald was er geen werkelijke verandering in het stukje niksig-land.
Ik was 10 en had geen idee waarom dit stukje grond zo was als het was. Ik was er niet mee bezig. En als ik er wel iets mee had gewild, dan had ik geen idee gehad hoe dat aan te pakken. Had ik zwarte kousjes aan moeten trekken en bij het gemeentehuis aan de balie een vraag moeten stellen voor een beetje gras en wat goaltjes? Nee, ik trapte gewoon een balletje in het zand, met twee rioolbuizen als doel.

Ik was 20 en was inmiddels in Eindhoven komen studeren. De stad van licht, van techniek, van autisten, van design (dat toen nog gewoon vormgeving heette), en natuurlijk ook van die echte voetbalclub.
Ik woonde in een studentenhuis hier in de stad. Een typisch rijtjeshuis in het centrum van de stad. Dicht op elkaar. Net iets te dicht eigenlijk. Maar wel gezellig, zeker op donderdagnacht en vrijdagnacht én zaterdagnacht. Bij ons in de buurt speelde de vraag of er niet te veel studentenhuizen waren. Het buurtcomité wilde minder huizen. Wij waren van die studenten die wél meededen aan buurtactiviteiten zoals het jaarlijkse straatvoetbaltoernooi, Wij vonden het maar raar dat de buurt zo tegen studentenhuizen was.
Toevallig was ik actief bij de studentenvakbond, de organisatie die met de gemeente hierover moest overleggen of juist actievoeren. En waarom sprak de gemeente met de studenten, en waarom sprak de gemeente met de buurtcomités, maar waarom organiseerde de gemeente niet het gesprek tussen de buurtcomités en de studenten?

Ik was 27 en kwam als nieuwbakken gemeenteraadslid plotseling aan de andere kant van de tafel te zitten. Niet dat je dat dan zo bewust doet, aan die andere kant gaan zitten. Maar mensen zetten je daar neer, en dan ga je je ook zo gedragen, hoe graag je dat ook wilt vermijden.
Tijdens een informatiebijeenkomst door gemeente en Prorail werd uitleg gegeven aan een drietal buurten over de spoorverbreding die er aan zat te komen. Opkomst: twee projectambtenaren, twee medewerkers Prorail, 1 medewerker communicatie van de gemeente, 2 politici, waaronder ik. En 1 burger. Een burger die het eigenlijk liever over de parkeeroverlast van het voetbalstadion wilde hebben dan over de spoorverbreding.

Ik was 36 en woonde in een voormalig nonnenklooster in het zuiden van de stad. Het nonnenklooster stond naast een oude pastoriewoning, een kerk, en een tweetal scholen en een voormalig buurthuis dat als een geheel gebouwd was volgens de katholieke traditie. Krachtige architectuur en een prachtig groen binnenterrein gaven de volksbuurten die eromheen lagen herkenbaarheid en kwaliteit mee.
Ik kwam er achter dat de gemeente van plan was ruimte te geven aan plannen van een ontwikkelaar die liefst vrijwel het totale daar aanwezige religieus erfgoed wilde slopen, om ruimte te geven voor woningbouw en een nieuwe school. De doelen waren niet slecht, maar de noodzaak tot sloop ontbrak.
Vanuit inhoud schreef ik in de formele bezwaarperiode een pagina-lang betoog waarom dit ensemble typisch Eindhovens erfgoed was, en dat de programmatische plannen van de ontwikkelaar ook prima met behoud van bestaande bebouwing kon worden gerealiseerd.
De gemeente besloot anders. De planvorming bleek al enorm ver, en de gemeente zat al zo lang met de ontwikkelaar hierover om tafel dat het te laat was om hier nu mee te komen. Wanneer ik dan had moeten weten van deze plannen werd me niet duidelijk. Daarbij was de nieuwbouw voor de school noodzakelijk, want de huidige school was te klein. Inmiddels zijn we een hypotheekcrisis verder en is de huidige school opgeheven bij gebrek aan leerlingen. Er is geen enkele nieuwe woning gebouwd. En geen nieuwe school. Het enige onderdeel dat is doorgegaan is de sloop van alle bebouwing. Het braakliggend terrein is zelfs te slecht om een balletje op te trappen…

Ik was 40 en las alle verkiezingsprogramma’s van de lokale politieke partijen.
De verkiezingsprogramma’s leken heel veel op elkaar, tenminste op het gebied van ruimte en wonen. Dat is prettig bij het vormen van coalities, maar lastig voor de burger om te kunnen kiezen voor dit onderwerp. In maart, bij het vorige stadsgesprek van het architectuurcentrum bleek dat op veel majeure onderdelen in de stad die gaan over – of effect hebben op – de ruimtelijke kwaliteit van de stad niet zozeer de INHOUD de bottleneck was, maar juist de DIALOOG. De dialoog tussen de professionals en gemeente. Tussen ambtenaren en politici. Tussen bewoners en ontwikkelende of beherende partijen. En natuurlijk dan ook weer tussen al die partijen samen.
De propvolle zaal gaf toen mee dat we juist over die dialoog  verder willen praten. Dat we oplossingen willen zien in de samenwerking. En dat we hoopten dat de politiek dit verder op zou pakken.

Dus ik was 41 en ging zoeken in het coalitieakkoord.
In eerste instantie was ik teleurgesteld. Voelde me weer dat jongetje van 10 dat niet snapte hoe het werkte. Want bij de hoofdstukken over Wonen, over het stadshart en over buurten worden vond ik geen koersbepalende oplossingen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in stad. Daar stond in wat ik in de verkiezingsprogramma’s had zien staan. Daar stond in waar iedereen het over eens was. En daar stond in wat we eigenlijk al deden. Maar daar stond niks over de dialoog die we in het vorige stadsgesprek bespraken.
Maar toen ik het stuk nóg een keer las, en gewoon weer van voren af aan begon met lezen, toen zag ik dat het wel degelijk benoemd was. Zelfs al in hoofdstuk 1, het hoofdstuk met de titel Grenzeloos Ambitieus.

Ik citeer:
“Een nieuwe verschuiving is gaande: van de verzorgingsstaat waarin bewoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven participeren in publieke verbanden, naar een maatschappij waarin de overheid juist participeert in hun netwerken.”(…)
“We organiseren daarom een herbezinning op een eigentijdse rolverdeling tussen overheid, inwoners, instellingen en markt.” (…)
“Het gaat om wendbaarheid, veerkracht, reactiesnelheid, proactief handelen en vernieuwingstalent om kansen te verzilveren en alle inwoners hiervan mee te laten profiteren. Het is de kunst om onszelf (steeds) opnieuw uit te vinden.”

Tja…
In het voetbal zouden ze gewoon iets zeggen over een 4-3-3-systeem naar een 5-4-1-systeem en dan doet iedereen of ie dat begrijpt. Maar dan heb je uiteindelijk maar 11 spelers en een handvol invallers.
Hoe we dat in het geval van de gemeentelijke ruimtelijke agenda gaan doen? Ik ben bijzonder benieuwd. Het is een gigantische opgave waarbij iedereen een nieuwe rol krijgt. Instellingen, ambtenaren, burgers, ondernemers, bezoekers, studenten en politici zullen daarin nieuwe capaciteiten moeten aanboren. In een spel waarbij de spelregels deels nog gemaakt gaan worden.

Hoe speel je de bal naar elkaar over? Hoe groot is het speelveld? Wie doen er allemaal mee? Wie bepaalt eigenlijk met welke bal we spelen? Hebben we een scheidsrechter of zijn we dat zelf?
Maar het is geen spel, waarbij het niet uitmaakt of je wint of verliest. De belangen zijn groot. En ik voel me ook aangesproken.. Ik wil meedenken over mijn rol, als burger en als professional. Ik wil mijn netwerk inzetten zodat de gemeente daarin kan participeren En ook ik wil mezelf steeds opnieuw uitvinden om verder te komen.

Vanavond maken we daar weer een klein stapje van mee.
Ik ben benieuwd naar het gesprek. Vanavond geen tackles en duels. Vandaag geven we elkaar goeie passes, voorzetten, en kijken we of we een paar ballen in kunnen koppen.

Ik vond het boek beter

“Ik vond het boek beter.”

Een beetje architect of stedenbouwkundige heeft tegenwoordig een boek van zichzelf. Een uitgave van werk, visie en al dan niet gerealiseerde projecten.
Is dat een vorm van narcisme? Reflectie? Transparantie? Commercieel denken? Of een combinatie van al deze dingen?
Ik weet het eerlijk gezegd niet goed.  Maar ook het verzamelde materiaal van 12N leent zich voor bundeling,
Ik twijfelde. Een boek…is dat nou wat ik wil? En hoe geef ik in een boek het juiste beeld van 12N? En tja. Is een boek af, dan is het eigenlijk alweer direct achterhaald..

Daarom geen boek maar een youtube kanaal. Een experiment. Ik begin gewoon nu, met de filmpjes die er zijn rondom het werk van 12N. En dat vult vanzelf aan. Dynamisch, veranderend, met soms strategieën, soms proces-voorstellen, en soms een beeld van de realisatie.

En misschien vormen deze filmpjes samen ooit nog eens de basis voor een boek.

http://www.youtube.com/channel/UCjKz_XWMfqZ13Vr1jaYACHQ/videos 

Stroomlijnen van herbestemmingsproces

Stroomlijnen van herbestemmingsproces

Een beeldbepalend, monumentaal maar verouderd pand in centrum van Geldrop. En tegelijkertijd het ouderlijk huis van een ondernemer, die het pand zo goed mogelijk wil herbestemmen. Het gesprek tussen de ondernemer, oud bewoner Chris Reef en de gemeente liep al een tijdje, maar ging nogal stroef. De ondernemer klopte bij mij aan om de boel te stroomlijnen.

Een toffe uitdaging! Ik heb gewerkt aan een stedenbouwkundige onderbouwing, en de inrichting van de processen met de gemeente en de samenleving. Na een aantal goede werksessies zijn enkele kansrijke opties besproken met omwonenden en andere stakeholders. Het is nu aan de eigenaar om het voorkeursscenario verder uit te werken en geschikte partners voor koop of huur te vinden. De gemeente is enthousiast over het gelopen proces en ziet concrete vragen positief tegemoet.

Binnenruimte voor buitenruimte

Binnenruimte voor buitenruimte

Het Eindhovens Dagblad schreef over de onthulling van het TUINHUIS dat gisteren is geopend. Een geschenk van 12N aan de bewoners van Drents Dorp, vanwege de prettige samenwerking in de buurt. Ze kregen een opgeknapte binnenruimte bij de door Woonbedrijf opgeknapte buitenruimte. Want voor tuingereedschap, oogst en voor schuilen voor regen of zon is het wel handig natuurlijk om iets te hebben. Dat het voormalige ketel- en elektrahuisje ook bijdraagt aan het gevoel van trots en daarmee de zorg voor de plek is mooi meegenomen. Het artikel en de foto zegt verder genoeg!

Tijd

Tijd

Toen ik jaren geleden worstelde met de vraag hoe ik mijn bedrijf moest noemen, kwam vaak het woord “tijd” voorbij. Ik zag zoveel stedenbouwkundige plannen die vooral over ruimtelijke ontwerpen gingen. Ik wilde in mijn bedrijf het begrip ’tijd’ toevoegen als vierde dimensie, naast de drie ruimtelijke elementen. De naam en het logo komen daar ook vandaan. Zet je de N in het logo dan heb je een noordpijl, refererend aan het traditionele ruimtelijke werk. Als je de 12 in het logo plaatst, heb je een klok. En zo was er de naam 12N Stedenbouw.

Tijd, ik ben er dol op, maar het is vaak ook lastig.
Stedenbouw is soms heel traag. Pas na een aantal jaren zie je de effecten van een visie, een strategie die je hebt opgesteld. Ik moest daar weer aan denken toen ik een paar weken geleden in Dordrecht liep, waar ik een adviesrol had over cultuur en stedelijke ontwikkeling.

De effecten zijn nu drie jaar later zichtbaar. De Voorstraat Noord is verlevendigd met nieuwe winkels. Sterkere horeca. En op specifieke punten verbeteringen in de buitenruimte. En als hoogtepunt de energiecentrale waar diverse culturele instellingen zijn gehuisvest. Een bruisend en krachtig gebouw dat vermoedelijk voor de nodige culturele en stedenbouwkundige spin-off zal zorgen.

Ik moet eerlijk toegeven, ik was wel enigszins verbaasd door de veranderingen, want ik had tussentijds er weinig over gehoord of gelezen. Een typisch geval van positieve verrassing. Mag ik voorstellen om een spreekwoord te verbouwen? Voortaan heb ik het niet meer over “Komt tijd komt raad” maar over “Met tijd komt daad.”

Ik ga op vakantie en neem mee…

Ik ga op vakantie en neem mee… mijn werk

Lekker even helemaal weg! Alles loslaten! Een andere omgeving!
Wie kent ze niet, de fijne vakantiebeloftes die ons steeds op reis jagen. En ja, ze golden ook voor mijn anderhalve week vakantie naar Uganda van afgelopen november.
Maar toch, tóch begon deze vakantie met werk. En dat bleek de leukste vakantiebelofte van allemaal.

Even een stapje terug.
Toen ik mijn broer bijna twee jaar geleden uitnodigde om mee te werken aan een project in Eindhoven zei hij direct ‘ja’. En hij zei ook direct ‘maar’. De ‘maar’ ging over een eventueel vertrek voor werk naar het buitenland.  Tja, dacht ik toen eerlijk gezegd, dat zal zo’n vaart niet lopen, want dat probeert hij al een paar jaar.

Mis. Een klein half jaar later zat ie in Uganda…aan het werk bij het ministerie van onderwijs. Leiding geven aan de bouw van diverse schoolcomplexen in het land. Leuk en van harte gegund, daar niet van. Maar mijn partner in crime was ik kwijt.
En dus. Dus moest ik zelf gaan zien waarom werken aan Uganda nou nóg leuker was dan met mij aan de slag in Brabant. En een meer dan mooie bijkomstigheid? De rest van de familie te zien… 😉

Dus zo reisde ik afgelopen najaar bepakt en bezakt naar Uganda. Donderdagavond kwam ik aan. Vrijdagochtend zat ik aan de ontbijttafel met broer, schoonzus, neefje en nichtjes. En daarna: op pad.

Via het scholenproject van het ministerie kon ik als extern begeleider mee met een groep lokale bouwkundestudenten, naar een stadje in het noorden van het land. Deze studenten maakten voor één van de scholenlocaties een eigen studieproject, en daar hoorde natuurlijk locatiebezoek bij. Dus togen achttien studenten en een begeleider van de universiteit in een hobbelende bus naar het noorden. Met mij erbij.

Want niks is leuker dan een nieuw land leren kennen door er gewoon in mee te draaien. Niet alleen als toerist de highlights bekijken. Maar proberen iets te doen.
Zo ging ik ooit een paar dagen op stap in Detroit met lokale kunstenaars. Zo reed ik dagen door Suriname met een goeie vriend die er zijn familie bezocht. En zo maakte een oude studievriend die al jaren geëmigreerd is me wegwijs in het oude én het hedendaagse Rome.

Maar dit was Uganda. Hier vooral bekend om zijn homorechten, of beter gezegd het gebrek daaraan. Bekend om de harde dictatuur in de jaren 70 van Idi Amin. Maar bij mij sinds een paar maanden bekend om de ongelofelijke nieuwsgierigheid, vriendelijkheid en slimheid van de inwoners.
Na een beetje aftasten in de bus werd al snel duidelijk dat je de studenten hier niks hoeft wijs te maken. Ze kenden via internet alle nieuwe gebouwen en grote architecten. Ze wisten alles van drank en drugs. En ze waren bang dat het werken bij een bureau in Uganda nooit meer zo veel architectonische kansen zou opleveren als tijdens hun studie.

Niks anders dan hier zou je zeggen. De een was iets brutaler, de ander meer timide. De een iets meer schetsen, de ander iets meer schrijven. De een iets meer praten, de ander meer luisteren.

Wat opviel:  de enorme zorgzaamheid. Naar elkaar én naar mij.
Zo attent zijn om de ander even voor te laten. Even lachen met de veiligheidsman, De zoutpot al aangeven nog voordat je erom gevraagd hebt.
En toen ik om 3 uur ’s nachts de lokale discotheek verliet, werd ik na tien minuten gebeld door het achtergebleven groepje feestgangers. Of ik wel veilig aan was gekomen. Een zeer bijzonder gebaar.  (En dat na 5 uur stevig drinken en een dosis waterpijp.)

Zo ben ik twee dagen met deze mooie groep opgetrokken.  Gepraat over het ontwerpvraagstuk. Als ontwerpers onder elkaar. Over prioriteiten van bestaande bouw en nieuwbouw. Over de relatie van de school met de omgeving. Over schoolsystemen vertalen naar architectonische concepten.
Ik heb ze wat kunnen leren over interviewtechnieken, en over de ruimtelijke veldverkenning. En ze hebben mij wat geleerd over hun cultuur, hun land, hun Uganda. En over de laatste Amerikaanse series die ze hadden gedownload.

Heerlijk uitgerust kwam ik terug. En heb ik vijf maanden gewacht op de resultaten van de studenten. Deze week kwamen ze binnen. En ben ik trots op ‘mijn studenten’. Niet alleen op hun resultaat in het bouwkundewerk, en op wat ik ze heb kunnen leren. Maar ook op wat ze mij die drie dagen hebben geleerd.

Blij dat mijn werk mee mocht op vakantie…

Het toverwoord dialoog

Het toverwoord ‘dialoog’

In een uitpuilend auditorium in het NATLAB werden de gasten van het Architectuurcentrum Eindhoven uitgedaagd om over positieve oplossingen voor actuele vraagstukken in de stad te praten.
De avond zelf was een dialoog. Maar het woord dialoog kwam ook uit alle deelsessies als kernoplossing naar voren.

Het was een stadsgesprek in aanloop naar de verkiezingen dat ik samen met Erna van Holland mocht voorzitten. Met de volgende onderwerpen: Welstandsbeleid: mee stoppen of niet? Brainport: hoe kan een burger er invloed op uitoefenen? Leegstand en marktwerking: waar zetten we op in? Publieke ruimte: wie gaat er vooral over?

De werkgroepen kwamen allen met adviezen aan de aanwezige politici. Zo kwam uit de groep ‘Welstand’ een helder standpunt dat de ruimtelijke kwaliteit in de stad zou gebaat zijn bij meer gesprek over de kwaliteit van wat we ontwerpen. Met elkaar als vakgenoten, met burgers, belanghebbenden, politici en met de leden van de welstandscommissie. Gewoon een dialoog.
Hetzelfde gold voor het gebruik en inrichting van de buitenruimte, die in Eindhoven erg op verkeersstromen en weinig op verblijf is ingericht. Ga praten, overleggen, wees transparant over ambities en laat het ontwerp zichtbaar groeien.
En ook over leegstand en Brainport waren er vooral aanbevelingen over verbetering van de transparantie van het gesprek met de stad en met initiatiefnemers.
Je zou bijna denken dat we het snel eens worden, de komende vier jaar in Eindhoven.

Even een zijsprongetje. In de voorbereiding van deze avond heb ik  alle verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen doorgenomen op de onderwerpen Ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en groen. Niet echt een klusje om naar uit te kijken, maar het viel alleszins mee. Ik was positief verrast over de kwaliteit van de hoofdstukken van werkelijk alle partijen. Goede overzichten over ambities en kansen. Helder geschreven. Hulde.
Maar opvallend was vooral dat ik geen substantiële verschillen kon vinden. Ja, natuurlijk, het ene partijprogramma is wat beknopter beschreven dan het andere. En ja, de ene partij zet de aandachtspunten in een iets andere volgorde dan de andere. Maar principiële tegenstellingen heb ik niet kunnen vinden.
En, eerlijk gezegd, ik vond dat wel geruststellend. Het gaat om accenten, en vooral: om mensen die het uitwerken en uitvoeren. Niet om grote politieke verschillen van inzicht. Des te meer reden om samen de dialoog aan te gaan en te zoeken naar de oplossing, ook binnen de raadscommissie, stel ik me zo voor, de volgende periode.

Een bomvolle zaal. Goede gesprekken. Eenduidige richting van uitkomsten. Wat wil je nog meer, zou je denken… tja… ik moest er ook even over nadenken. Ik ging toch met een ongemakkelijk gevoel naar huis.
Het probleem van de avond was denk ik het gemak waarmee er over die dialoog gesproken werd. Het is een toverwoord, een simpele oplossing, en als je dat zou doen… maar helaas, zo makkelijk is dat niet. Een goede dialoog is meer dan een kantoortafel en pratende mensen.
Hebben we de tools? De communicatiemiddelen? Kunnen we in heldere beelden en taal op al die verschillende abstractieniveaus met elkaar praten over ruimtelijke vraagstukken?
Ik ben helaas bang van niet. Meepraten over het pleintje aan het eind van de straat vraagt om totaal andere conversatietechnieken dan de ruimtelijke strategische kansen van Brainport. En smaak en sfeer, hoe ga je daar goed mee om?
Ik ben in diverse projecten gevraagd de dialoog aan te gaan. Van heel groot tot bijzonder klein. En elke keer is het een stevige investering die de gemeente of de corporatie doet om dat te faciliteren. Maatwerk, zorgvuldig, open, transparant en nabij. Noodzakelijk, maar zeker niet eenvoudig.
En ja, ik ben blij met de toenemende aandacht voor goede communicatie met alle betrokkenen, vooraan in het proces. Maar om dat echt te laten passen op de ambitie van de gemeente, echt serieus als kernambitie te benoemen, dan is daarvoor de komende jaren veel aandacht, mankracht, geld en een lange adem nodig. Want de afstand die moet worden overbrugd, verdwijnt niet met slechts het noemen van het toverwoord.

En zoals een van de aanwezige burgers de avond afsloot: “Brainport? Daar had ik tot vanavond nog nooit van gehoord.”

The singing architect!

The singing architect!

Ooit studeerde ik af als architect aan de TU Eindhoven. Maar stiekem denk ik wel eens: had ik toch het conservatorium moeten kiezen? Het zijn van die overpeinzingen die iedereen wel eens heeft. Overpeinzingen waarvan je denkt, och, misschien, in een volgend leven…

Afgelopen dinsdag echter, kwamen die twee werelden prachtig bij elkaar.

Picture this: een testpanel van twaalf toekomstige Space-S-bewoners in een lege nieuwbouwwoning. Een saxofoon, een akoestische gitaar en een setje speakers met lekkere bas.
En ik, die mocht spelen, zingen en dj-en. Wie had gedacht, dat ik mijn rol als kartrekker van Space-S ooit muzikaal zou mogen invullen? Rock ‘n’ roll!

En waarom stond ik daar in een lege nieuwbouwwoning te jammen voor een publiek? Omdat samen zelf ervaren vaak veel beter werkt dan lezen uit rapporten en tabellen. We wilden weten, gewoon door het zelf te horen, hoe de norm van het huidige Nederlandse bouwbesluit uitpakt in de praktijk. Wat hoor je nog van je buren, en wat niet? En dus ook: wat horen zij dus in de toekomst van jou?!

Dit deden we in het kader van klantgestuurd werken met toekomstige bewoners op Space-S, die wensen dat hun woning niet te gehorig gaat zijn.  Het is voor veel mensen echt een zorgpunt. Deels omdat ze geen last willen hebben van de buren. Maar voor een veel groter deel omdat ze zelf graag muziek maken of een plaatje draaien en niet willen dat anderen daar overlast van hebben.

De conclusies waren eenduidig. Er zijn geen extra maatregelen nodig, nieuwbouwwoningen voldoen ruim aan de kwaliteit die bewoners wensen. Je kunt prima zelf piano spelen zonder dat er iemand last van heeft. Je kunt mij en mijn muzikale ambities bij je thuis uitnodigen zonder dat de politie hoeft worden gebeld. Alleen bij zeer, zeer harde muziek hoor je de lage tonen van de speaker bij de buren. Bijvoorbeeld bij een dansfeestje. “Maar,” zo zeiden de aanwezigen, “dat lossen we dan gewoon samen op!”

Mooie conclusies. En het eindoordeel over mijn muzikale kwaliteiten? Daarover doe ik hier verder geen mededelingen.