Back in Belgrade
Ooit lang geleden, in een vorig leven, studeerde ik af in en over Belgrado. De reactie van enkele medestudenten: ‘Belgrado? Daar zijn ze allemaal gek!’ Niets bleek minder waar. Want wat een geweldige stad. Wat een prachtige mensen. Wat een historie. Meer dan genoeg om het gebrek aan perspectief op de toekomst te compenseren.
Ik ben van Belgrado blijven houden, en kom er elke paar jaar wel een keer. Zo ook nu. Rond Kerstmis en oudjaar komt een grote vriendclub van eind jaren negentig terug. Terug naar Belgrado, vanuit alle windstreken van de wereld. En al heb ik sommigen van hen tien jaar niet gezien, praten doen we meteen weer. Over mijn afstudeerwerk, over elkaars werk en wat we sindsdien zoal doen. Terug in Belgrado, met de vrienden van vroeger, dacht ik aan het moment dat deze stad een breekpunt was in mijn denken over stedenbouw en architectuur.
Ik vertelde dat ik in Belgrado, gesteund door hoogleraar Wim van den Bergh, voor het eerst niet het gebouw maar de activiteit centraal durfde te stellen. En dat dat zoeken was naar andere strategieën. Zoeken naar een andere taal. Het werd steeds duidelijker dat voor mij mensen en strategie het uitgangspunt zijn voor stedenbouw, minder dan het fysieke ontwerp en de ruimtelijke vertaling. Juist eind jaren negentig was dit totaal nog niet vanzelfsprekend.
En dat zoeken, dat doe ik eigenlijk nog steeds. Ik durf mezelf nog steeds te verbazen door bij nieuwe opdrachten vooraf te zeggen: ik weet niet wat we hier gaan doen. Of er een ontwerp voor een gebouw gaat komen, of een voorstel voor het maken van een film.
Voor mijn afstuderen ontdekte ik de enorme muziekcultuur van Belgrado, en maakte een idee voor een festival waarbij de praktische elementen van het festival (verlichting, kraampjes, versiering) als een voetafdruk achter zouden blijven in de stad. We noemden het destijds event-architectuur. Tegenwoordig zou het een tijdelijke ingreep heten. Hoe dan ook een katalysator waar de openbare ruimte flink van zou opknappen.
Toen ik gisteren door Belgrado liep viel me op wat er allemaal veranderd was in de openbare ruimte. Ik zag een fantastisch modern parkeer-systeem waar Amsterdam nog wat van kan leren. Ik zag veel minder vuil op straat door de nieuwe ondergrondse containers. Ik zag dat graffiti niet meer alleen tags waren maar tegenwoordig ook kunst 😉 En ik zag veel meer terrassen, die ook eind december vol zitten.
Als ik nu opnieuw zou moeten afstuderen zou ik daar beginnen. Op het terras. Kijken naar wat mensen nú beweegt. Waar de dynamiek zit. De energie. Positief of negatief. Om dat in te zetten in een activiteit als motor voor ruimtelijke ontwikkeling.
Ik hoef niet meer af te studeren. Maar ik ga wel naar het terras. En neem er nog een.